Fossiele financiering omvat alle geldstromen die de winning, productie, transport en consumptie van fossiele brandstoffen ondersteunen. Het afbouwen hiervan betekent het geleidelijk stopzetten van deze financiële steun, wat een belangrijke stap is naar een duurzame economie. Initiatieven zoals de aankondiging van ABP om 15 miljard euro aan fossiele beleggingen stapsgewijs te verkopen, deels vanwege de fysieke gevolgen van klimaatverandering zoals beschreven in het IPCC-rapport, en het pleidooi van het Jongerenakkoord voor de stopzetting van fossiele subsidies, laten zien hoe dit afbouwproces in gang wordt gezet.
Op deze pagina duiken we dieper in de definitie en kenmerken van fossiele financiering, de impact op klimaat en duurzaamheid, en de beleidsmaatregelen die hierop van invloed zijn. We bespreken concrete strategieën en manieren om deze financiering af te bouwen, inclusief de rol van subsidies voor fossiele brandstoffen en de zoektocht naar alternatieven en transitieopties. Ook kijken we naar actuele ontwikkelingen en beantwoorden we veelgestelde vragen, waaronder hoe de fossiele industrie zich soms verzet tegen duurzaamheidstrends zoals ESG.
Fossiele financiering kan worden gedefinieerd als alle financiële steun en kapitaalstromen die gericht zijn op de facilitering van de winning, productie, transport en consumptie van fossiele brandstoffen. De kenmerken van deze fossiele financiering zijn doorgaans een grote omvang en een langetermijnperspectief, aangezien veel projecten in de fossiele energiesector – denk aan de ontwikkeling van gasvelden of de bouw van pijpleidingen – aanzienlijke investeringen en lange looptijden vereisen. Financieringsvormen die hierbij gangbaar zijn, omvatten directe leningen, de aankoop van bedrijfsobligaties, aandelenparticipaties en complexe projectfinancieringsconstructies. Traditioneel zijn het vooral grote commerciële banken, investeringsfondsen en pensioenfondsen die als belangrijkste kapitaalverschaffers optreden voor de fossiele industrie.
De impact van fossiele financiering op het klimaat en duurzaamheid is aanzienlijk en direct. Door financiële middelen te blijven richten op de winning en verbranding van fossiele brandstoffen, wordt de uitstoot van broeikasgassen die de aarde opwarmen onverminderd gestimuleerd. Deze continue fossiele financiering draagt niet alleen bij aan klimaatverandering, maar veroorzaakt ook milieuvervuiling en tast de biodiversiteit aan, wat essentieel is voor een veerkrachtige natuur. Het ondergraaft inspanningen voor een duurzame en ecologische samenleving door de transitie naar schone energie te vertragen. Bovendien toont de weerstand van de fossiele industrie tegen duurzaamheidstrends, zoals ESG, aan dat deze financiering een directe belemmering vormt voor de broodnodige verbetering van het klimaat en de bescherming van onze leefomgeving.
Beleidsmaatregelen en regelgeving rondom fossiele financiering zijn gericht op het geleidelijk beperken en uiteindelijk stopzetten van financiële steun aan activiteiten die fossiele brandstoffen omvatten. Ondanks deze intentie ontvangen veel bedrijven in Nederland nog steeds subsidies of kortingen op het gebruik van fossiele brandstoffen. De Europese Rekenkamer uitte in 2021 al kritiek op dit subsidiebeleid voor de fossiele industrie, aangezien de financiële steun aan fossiele brandstoffen in Nederland zelfs hoger blijkt te zijn dan die voor vergroening, vaak als gevolg van oude politieke maatregelen van soms meer dan vijftig jaar oud.
Om hier verandering in te brengen, heeft de Nederlandse overheid diverse fiscale en niet-fiscale maatregelen geïntroduceerd. Een belangrijke stap is de pseudo-eindheffing van 52% op fossiele leaseauto’s, die werkgevers vanaf 2027 zullen betalen voor nieuwe zakelijke fossiele voertuigen, met als doel elektrisch rijden en CO2-reductie te stimuleren. Verder streeft Nederland ernaar om fossiele voertuigen met verbrandingsmotoren al vanaf 2030 te verbieden, vijf jaar eerder dan de Europese Unie voorstelt, en wordt er gekeken naar een tijdelijke solidariteitsbijdrage voor bedrijven in de ruwe olie-, aardgas-, kolen- en aardolieraffinagesector. Ook is de roep om afschaffing van financiële en fiscale voordelen voor fossiele brandstoffen in sectoren zoals luchtvaart, scheepvaart en industrie steeds sterker, wat cruciaal is voor de verdere afbouw van fossiele financiering.
De afbouw van fossiele financiering omvat diverse gerichte manieren en strategieën, waarbij financiële instellingen en overheden hun rol herdefiniëren om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. Een belangrijke aanpak is de uitsluiting of desinvestering, waarbij financiële partijen actief besluiten om te stoppen met beleggen in fossiele brandstoffen. Dit beleid wordt al toegepast door pensioenfondsen zoals PME, het UWV Pensioenfonds en Pensioenfonds Horeca, naast ABP, en wordt vanuit een risicoperspectief vaak als risicomijdend beschouwd, omdat beleggingen in fossiele energie op termijn minder houdbaar kunnen zijn. De methode van uitsluiting houdt in dat niet-duurzame bedrijven uit de beleggingsportefeuille worden verwijderd, hoewel niet alle duurzame fondsen olieproducenten volledig uitsluiten, wat ruimte laat voor de strategie van engagement.
Naast uitsluiting is de herallocatie van kapitaal een cruciale strategie. Dit betekent dat middelen die eerder naar fossiele projecten gingen, nu worden ingezet voor duurzame alternatieven. Pensioenfondsen en andere investeerders richten zich steeds meer op meer investeren in duurzame energie en groene energie, bijvoorbeeld door middel van thematisch beleggen in oplossingen die bijdragen aan een duurzamere wereld. Ook beleidsbeïnvloeding speelt een grote rol, waarbij campagnes en advies, zoals die van het Jongerenakkoord ’25, oproepen tot het beëindigen van fossiele subsidies en het creëren van een gunstiger klimaat voor groene investeringen, ondersteund door handvatten voor financiële partijen vanuit platformen voor duurzame financiering.
Subsidies voor fossiele brandstoffen omvatten verschillende soorten financiële steun en kortingen die de overheid verleent aan de fossiele industrie. Deze steun manifesteert zich vaak als fiscale voordelen of directe financiële tegemoetkomingen voor de productie of het gebruik van specifieke brandstoffen, zoals benzine, kolen en gas. Een cruciale voorwaarde voor het voortbestaan van veel van deze subsidies is dat ze voortkomen uit oude politieke maatregelen, waarbij sommige zelfs meer dan vijftig jaar oud zijn. Dit historische fundament betekent dat de fossiele financiering via subsidies vaak niet is afgestemd op de huidige klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen, ondanks kritiek van bijvoorbeeld de Europese Rekenkamer.
Alternatieven en transitieopties voor fossiele financiering bieden diverse manieren om de benodigde investeringen voor een duurzame economie te realiseren, voorbij de traditionele bankleningen die vaak nog gekoppeld zijn aan fossiele activiteiten. Deze alternatieve financieringsvormen zijn cruciaal nu banken voorzichtiger worden met het financieren van fossiele projecten, waardoor er een financieringsgat voor de energietransitie ontstaat dat vanaf 2024 steeds groter wordt in Europa. Dit dwingt tot innovatie in hoe we groene projecten financieren.
De beschikbare opties voor het financieren van duurzame transities zijn breed en gaan verder dan conventionele bronnen:
Deze diverse alternatieven stellen bedrijven en projecten in staat om de overgang van fossiele financiering naar groene, duurzame kapitaalstromen te maken. Dit is essentieel voor het afbouwen van steun aan vervuilende industrieën en het stimuleren van innovatie in bijvoorbeeld zonne- en windenergie, waarmee de fundamentele overgang naar duurzame energiebronnen versneld wordt.
De actuele ontwikkelingen rondom fossiele financiering laten een versnelling zien in de trend van desinvestering, gedreven door strengere klimaatdoelen en een groeiend bewustzijn. Een tastbaar voorbeeld hiervan is de hoeveelheid fossiele brandstoffen die over het Noordzeekanaal wordt verscheept, welke in slechts twee jaar tijd met 25 procent is afgenomen als direct gevolg van de energietransitie. Deze verschuiving beïnvloedt ook de beleggingswereld, waar institutionele beleggers de komende jaren naar verwachting nog meer focus zullen leggen op de uitsluiting van fossiele olie- en gasbedrijven.
Tegelijkertijd staat het debat over duurzame beleggingen niet stil; er is een toenemende aandacht voor biodiversiteit als beleggingsonderwerp, wat een recente ontwikkeling is naast de bestaande focus op CO2-reductie. Een kritisch punt van aandacht in het nieuws is echter de bevinding dat maar liefst 388 niet-duurzame beleggingsfondsen in Europa, die samen 8.5 miljard euro beheren, nog steeds investeren in de fossiele industrie en luchtvaartbedrijven, terwijl ze zich presenteren als ‘duurzaam’. Dit benadrukt de noodzaak van transparantie en de verwachting dat pensioenfondsen binnenkort niet meer zullen investeren in fossiele brandstoffen, om zo de fundamentele overgang naar een duurzame economie te versnellen.
Goedkope financiering voor fossiele brandstoffen verwijst historisch naar de relatief lage kosten van kapitaal die projecten in deze sector konden aantrekken. Vaak kwam dit door royale overheidssteun via subsidies en fiscale voordelen, en omdat veel financiële instellingen deze projecten zagen als stabiele, winstgevende investeringen. Met toenemende klimaatdoelen en de energietransitie staat deze fossiele financiering echter onder druk en wordt ze steeds vaker als risicovol beschouwd.
Beleggingen in fossiele energie worden vanuit een risicoperspectief steeds meer risicomijdend genoemd, mede omdat fossiele brandstoffen op termijn opraken. Dit betekent dat goedkope financiering voor fossiele projecten schaarser wordt. Desondanks profiteren energiebedrijven in bepaalde regio’s, zoals de VS, nog steeds van pro-fossiele brandstofbeleid dat economische voordelen biedt, wat laat zien dat de transitie niet overal even snel gaat. De algemene trend is echter dat pensioenfondsen en andere investeerders binnenkort niet meer zullen investeren in fossiele brandstoffen, waardoor de beschikbaarheid van dergelijke ‘goedkope’ financiering verder afneemt.
Financiering van kredieten gerelateerd aan fossiele energie omvat traditioneel directe leningen van banken en andere financiële instellingen aan bedrijven in de fossiele sector. Deze kredieten, die voorheen essentieel waren voor de winning, productie en transport van fossiele brandstoffen, stonden bekend om hun vaak grote omvang en lange looptijden. Echter, door de toenemende focus op klimaatdoelen en de energietransitie, is de houding van kredietverstrekkers hierin sterk veranderd. Kredieten voor fossiele energieprojecten worden vanuit een risicoperspectief steeds vaker als risicomijdend beschouwd, mede omdat fossiele brandstoffen op termijn opraken en bijdragen aan milieuvervuiling en de opwarming van de aarde. Dit heeft geleid tot een afnemende bereidheid om nieuwe fossiele financiering via kredieten te verstrekken, wat een directe impact heeft op de continuïteit en expansie van de fossiele industrie.
Vroege fase financiering speelt een cruciale rol bij duurzame transities door startende en MKB-ondernemingen te helpen hun innovatieve ideeën van de planfase naar de startfase te brengen. Deze vroege fase financiering, zoals de Vroege Fase Financiering (VFF) regeling, is vaak essentieel voor ondernemers zonder een bewezen ‘proof of concept’ in de markt, wat een veelvoorkomend kenmerk is van baanbrekende duurzame projecten. Terwijl de focus op het afbouwen van fossiele financiering toeneemt, vullen financiers in de ideefase (pre-seed capital), zoals informal investors, pre-seed fondsen en crowdfundingplatforms, dit gat op door kapitaal te verschaffen voor projecten die bijdragen aan de fundamentele overgang van fossiele naar duurzame energiebronnen, welke een van de meest ingrijpende transities is die onze maatschappij raakt.
Fossiele financiering staat precies voor de complete financiële ondersteuning die de gehele keten van fossiele brandstoffen, van winning, via transport en productie, tot en met de uiteindelijke consumptie, in stand houdt. Het gaat daarbij niet alleen om directe leningen, maar ook om bredere kapitaalstromen zoals investeringen in de ontwikkeling van olie- en gasvelden, de aanleg van infrastructuur zoals pijpleidingen en raffinaderijen, en zelfs handel gerelateerd aan fossiele energieproducten. Dit betekent dat fossiele financiering diep verankerd is in elk stadium van de fossiele-energiecyclus.
Fossiele financiering heeft ingrijpende negatieve effecten op het milieu door de winning, productie en verbranding van fossiele brandstoffen te ondersteunen. Deze financiële steun leidt direct tot diverse vormen van milieuvervuiling, zoals luchtvervuiling door de uitstoot van schadelijke stoffen, watervervuiling door olielekkages en afvalwater, en bodemverontreiniging door chemische residuen. Daarnaast draagt het bij aan de aantasting van de biodiversiteit, bijvoorbeeld door ontbossing en habitatvernietiging voor winningsgebieden en infrastructuur, waardoor ecosystemen worden verstoord en diersoorten bedreigd. Zo blijft de financiering van fossiele projecten de druk op onze natuurlijke leefomgeving onverminderd vergroten, ondanks de noodzaak tot bescherming en herstel.
Het afbouwproces van fossiele subsidies werkt niet alleen door het stopzetten van nieuwe financiële steun, maar vereist ook het ontmantelen van bestaande voordelen die vaak voortkomen uit oude politieke maatregelen van soms meer dan vijftig jaar oud. Dit proces dwingt beleidsmakers tot nadenken over tijdslijnen, impact en verantwoording, gezien de diepe verankering van deze subsidies in de economie. Net zoals een subsidieaanvraagproces complex is en fasen kent, verloopt ook de afbouw hiervan stapsgewijs, waarbij per sector bekeken wordt welke fiscale voordelen of directe tegemoetkomingen, zoals voor benzine, kolen en gas, geleidelijk kunnen worden afgeschaft. Een essentieel onderdeel is ook het vaststellen van een helder begrotingsplan en constante monitoring en evaluatie om de effectiviteit van de afbouw te waarborgen en te zorgen dat de overgang naar duurzame energie daadwerkelijk versneld wordt.
De reeds besproken alternatieven voor fossiele financiering, zoals crowdfunding en direct lending, kenmerken zich in de praktijk door een aantal specifieke eigenschappen die ze onderscheiden van traditionele bancaire financiering. Zo bieden non-bancaire geldverstrekkers, zoals fintech-startups, factoringbedrijven en crowdfunding-initiatieven in Nederland, vaak flexibelere voorwaarden dan traditionele banken, wat voordelig kan zijn voor innovatieve duurzame projecten. Het is echter ook van belang te weten dat deze alternatieve financieringsvormen soms andere rentetarieven hebben en in bepaalde situaties zelfs duurdere of tragere alternatieven dan bankkrediet kunnen blijken. Daarnaast zijn er voor beleggers specifieke manieren om de fossiele financiering te omzeilen, zoals impact beleggen, microfinanciering en groene obligaties, die naast themabeleggen direct bijdragen aan de transitie naar een duurzame economie.
Beleidsmaatregelen bepalen sterk de koers voor de toekomst van fossiele financiering door zowel directe als indirecte druk uit te oefenen. Overheden sturen financiële instellingen, zoals pensioenfondsen, banken en verzekeraars, om hun investeringen af te stemmen op klimaatdoelen; zo moesten zij bijvoorbeeld al eind 2023 concrete maatregelen ter reductie van CO2-uitstoot in hun actieplannen opnemen. Deze beleidsdruk, samen met een groeiend maatschappelijk bewustzijn, maakt dat beleggen in fossiele brandstoffen steeds vaker als risicovol wordt gezien, wat resulteert in een verwachting dat pensioenfondsen binnenkort niet meer investeren in fossiele brandstoffen. Verder leiden toekomstige prikkels en straffen voor bedrijven op duurzaamheidsprestaties tot een aanpassing van financiële voorwaarden door banken, waardoor de toegang tot kapitaal voor vervuilende projecten bemoeilijkt en de fundamentele overgang van fossiele naar duurzame energiebronnen wordt versneld.